In de Masterclass-serie Impact van onderzoek werd op 3 juni 2021 de derde bijeenkomst verzorgd door Margo Brouns, lector Versterking Praktijkgericht Onderzoek aan Fontys Hogescholen. Door haar jarenlange ervaring bij universiteiten, hogescholen en publieke instellingen heeft Brouns een brede blik op hoger onderwijs en onderzoek.
Als het gaat om een visie op impact of doorwerking, is Brouns zoekende, zo vertelt ze bij aanvang van haar masterclass. Vandaar ook de titel Impact: een zoektocht naar meerwaarde. Met een sociologische bril kijkt ze naar het discours over ‘waardevolle’ kennis – ‘de waarheid is iets wat we samen construeren’ – en de onnodig defensieve positie die hbo-instellingen daarbij innemen.
Praktijkgericht onderzoek is niet specifiek voor het hbo; universiteiten doen ook dit type onderzoek. Het unieke van het hogeschoolonderzoek echter, stelt Brouns, is de intensieve relatie met het werkveld; men spreekt elkaars taal. Die context zou beter benut kunnen worden in alle fasen van het onderzoek, vindt de lector en spreekt derhalve liever van praktijkgebonden onderzoek.
Een nuanceverschil, maar wel een belangrijke, aldus Brouns. Bij praktijkgebonden onderzoek is er een constante wisselwerking in de triple helix. Zo is er bijvoorbeeld door de beroepspraktijk niet alleen aan het begin en aan het eind van het onderzoek sturing, maar gedurende het gehele proces, waarbij alle bronnen van kennis – in principe – gelijkwaardig zijn of dat nu een onderzoeker is, een opdrachtgever of een cliënt. Het betrekken en verrijken van die praktijkkennis zou kenmerkend voor het hbo-onderzoek moeten zijn, vindt Brouns.
Daar hoort dus binding tussen onderzoeker en praktijk bij, aldus de lector. Niet iedereen denkt er zo over, vertelt ze, want ze hoort vaak dat binding zorgt voor beïnvloeding, maar dat is juist waar het, volgens haar, om draait. Praktijkgebonden onderzoek zoekt juist die beïnvloeding op. Door de veelheid aan bindingen met het beroepenveld, met studenten, de politiek en met andere partijen zal de onderzoeker rekenschap moeten geven van die relaties wat hem of haar vervolgens dwingt tot een eigen oordeel. Dus in plaats van onafhankelijkheid een meervoudige afhankelijkheid.
Welke uitgangspunten of waarden horen daar dan bij? Ten eerste: een levensecht onderzoek en daarmee bedoelt Brouns een onderzoeksvraag die ook daadwerkelijk in de praktijk leeft. Geloofwaardigheid van de uitkomsten is een belangrijke vereiste om impact te hebben. Navolgbaarheid is ook een belangrijk uitgangspunt voor goed onderzoek. Als het gaat om complexe maatschappelijke vraagstukken zijn er eigenlijk geen objectieve waarheden. Het gaat bij goed onderzoek over ‘geloofwaardigheid’. Is dat er niet, dan volgt niemand de onderzoeksinzichten op en daarmee is de waarde van het onderzoek onduidelijk. Als laatste punt noemt ze de oordeelsbekwaamheid van de onderzoeker. Niet alleen over het onderzoek en het proces, maar ook over zijn of haar kunde en reflectief vermogen. De onderzoeker moet zich rekenschap geven van het onderzoeksproces en de invloeden die leiden tot bepaalde resultaten. Daarmee is dit geen pleidooi om zomaar allerlei (commerciële of politieke) belangen toe te laten.
Belangrijk punt in Brouns’ visie op impact is dat er een veranderproces zichtbaar moet worden. Impact is meer dan alleen een kennisproces waar kennisproducten (zoals een artikel of rapport) uit voortvloeien. Het moet daadwerkelijk ook een verandering in de praktijk betekenen. Het gaat om de productie van nieuwe kennis, die zijn weg vindt in de praktijk.
Impact kun je zien als cirkels in het water, aldus Brouns. Hoe verder weg, hoe minder duidelijk de causale relatie tussen onderzoek en impact. Sporen van impact vind je bijvoorbeeld in verandering van handelen en inzicht bij direct betrokkenen, je netwerk en ook financiering is een impactspoor. Impact is iets wat je doet, waar je continu mee bezig bent in het onderzoek, beamen ook de deelnemers aan de masterclass. Het is geen proces waarbij je achteraf de onderdelen bij elkaar kan optellen.
We moeten anders kijken naar impact, vindt Brouns. En daar is ook een andere taal voor nodig. Nu wordt vooral de taal van het wetenschappelijke discours gebruikt en die is niet toereikend voor de rijkheid van het hbo-onderzoek. Dat geldt voor allerlei terreinen, stelt Brouns: op het niveau van onderzoek, maar ook bij hbo-instellingen. Daar ligt een opdracht voor SIA.
Esther Tielen