Meer recht doen aan praktijkgericht onderzoek
De huidige manier waarop de impact van onderzoek wordt bepaald, doet onvoldoende recht aan het praktijkgericht onderzoek. Dat betoogt Harry van Vliet, lector Doorwerking Praktijkgericht Onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam, in zijn lectorale rede, die hij op 20 september zal uitspreken vanuit Pakhuis de Zwijger. Van Vliet introduceert een nieuwe denkwijze, waarmee het hbo de maatschappelijke bijdrage van haar onderzoek beter kan aantonen.
Praktijkgericht onderzoek is relatief jong, maar is de laatste twintig jaar sterk gegroeid. Nederland telt intussen zo’n 700 lectoren. Een gunstige ontwikkeling voor praktijkgericht onderzoek is dat, op verzoek van de overheid, onderzoek steeds meer wordt gekoppeld aan maatschappelijke problemen, zegt lector Harry van Vliet.
“Problemen als de energietransitie zijn dermate groot en complex, dat om allerhande kennis en brede samenwerking wordt gevraagd. Vanwege de urgentie groeit ook de behoefte aan praktijkkennis, implementatie, en een netwerk met belanghebbenden- van gemeenten tot organisaties en burgers. Dit alles ligt al besloten in de aard van het praktijkgericht onderzoek. Lectoraten hebben al een netwerk gebouwd in de samenleving rond thema’s als energietransitie, zitten daardoor dicht op de problemen, en snappen wat nodig en mogelijk is.”
Huidige modellen schieten tekort
Nu praktijkgericht onderzoek niet meer weg te denken is uit Nederland, wil het hbo aantonen hoe dit bijdraagt aan de maatschappij. En daar wringt het. Probleem is dat de huidige modellen die de ‘impact’ van onderzoek meten, zich eigenlijk niet goed lenen voor praktijkgericht onderzoek.
Estafettestokje
Vanuit de dominante visie op impact wordt vooral gekeken naar uitsluitend de eindresultaten van een onderzoekstraject, zoals publicaties. Van Vliet verduidelijkt deze denkwijze met een metafoor: kennisoverdracht wordt gezien als estafettelopen waarbij de ene loper het estafettestokje doorgeeft aan de volgende. Een volgende persoon moet het stokje overnemen, en de kennis vervolgens gaan testen of toepassen.
Contactsport
Maar voor praktijkgericht onderzoek gaat dit beeld niet altijd op, want die kennisuitwisseling is er eigenlijk continu. Vanwege de nauwe samenwerking met het werkveld, gemeenten en andere partners wordt vooraf, tijdens en na het onderzoek kennis uitgewisseld, toegepast en doorgegeven, op allerlei verschillende manieren. Dit proces is meer als een ‘contactsport’.
“Doordat je direct met bedrijven en organisaties, patiënten, burgers samenwerkt, voel je de urgentie om vraagstukken op te lossen. Daarom begint die kennisuitwisseling al bij de vraagstelling, en vindt dit ook plaats tijdens het proces, vanwege het intensieve contact met allerlei partijen”, aldus Van Vliet. De huidige evaluatiemodellen maken dit alles onvoldoende zichtbaar.
Doorwerking
Om de maatschappelijke impact van praktijkgericht onderzoek beter aan te duiden, gebruikt Van Vliet het begrip ‘doorwerking’. Dit is veelzijdiger dan ‘impact’ of ‘valorisatie’; die termen gaan vooral uit van een lineair proces.
De term ‘doorwerking’ gebruikt van Vliet als koevoet om vastgeroeste ideeën over het evalueren van onderzoek open te breken. “Mijn bedoeling is om het praktijkgericht onderzoek meer tot zijn recht te laten komen. Dat schuurt met bestaande modellen van onderzoeksevaluatie. Door een term als doorwerking te gebruiken, komen meteen vragen los, zoals: ‘wat bedoel je daarmee’,of ‘wat is het verschil met impact?’.Dat zijn precies de vragen die de deur op een kier zetten om een alternatief te verwoorden.”
Lisette Wegener
De tekst van de lectorale rede ‘De voorbeschouwing. Over impact, valorisatie en doorwerking’ kun je hier downloaden.